De gelijkrichter in het onderstation is eigenlijk het apparaat waar alles omdraait, hier wordt immers de wisselspanning om gezet in de gelijkspanning waar de treinen op rijden.

In de gelijkrichter zetten we 3 fase wisselspanning van +/- 1376 volt, om in een gelijkspannimng van 1800 volt.

We kiezen ervoor om er 1800 volt van te maken dit is de bovengrens van de tolerantie, zodat we zeker op de bovenleiding een spanning overhouden waarop de treinen nog kunnen rijden( de minium spanning is 1100 volt.)

De gelijkrichting vindt plaats door diodes.

In de gelijkrichter vinden we diversen beveiligingen zoals o.a. diode veiligheden , overspanning en nulspanning stuurspanning.

Bij een storing schakelt de gelijkrichter uit en grendelt zodat er altijd onderhoudspersoneel ter plaatse moet komen om de storing te onderzoeken.

 

  

    

Na uitschakeling van de gelijkrichter moet het onderhoudspersoneel de installatie beveiligen tegen wederinschakeling.

Waarna de installatie op spanningsloosheid wordt gecontroleerd, waarna de werkaardes kunnen worden aangebracht en dan kan er veilig aan de installatie worden gewerkt.